Het renterisico is minimaal doordat we een risiconorm voor financiering hanteren en alert zijn op rente ontwikkelingen.
De Wet financiering decentrale overheden (FIDO) schrijft een renterisiconorm voor. Het doel van de renterisiconorm is het beperken van de gevolgen van een stijgende rente voor langlopende geldleningen. Dit houdt in dat de jaarlijks verplichte aflossingen en effecten van een aangepaste rente niet meer mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal.
Renterisiconorm x € 1.000 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
---|---|---|---|---|---|
Berekening norm | |||||
- Totaal lasten | 89.331 | 88.047 | 87.838 | 88.369 | 89.245 |
- Renterisiconorm 20% | 17.866 | 17.609 | 17.568 | 17.674 | 17.849 |
Renterisico's | |||||
- Aflossingen | 4.312 | 3.812 | 3.187 | 2.933 | 1.808 |
- Renteherzieningen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ruimte onder de norm | 13.554 | 13.797 | 14.381 | 14.741 | 16.041 |
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat het renterisico in alle begrote jaren onder de norm blijft.
Het overzicht financiering per 1 januari 2024 tot en met 2028 is zichtbaar in onderstaande tabel. Uit onderstaand overzicht blijkt een financieringsoverschot van circa € 0,5 miljoen per 1-1-2024.
Berekening Financieringstekort x € 1.000 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Boekwaarde Model C: alle activa | 86.691 | 85.918 | 84.803 | 83.753 | 82.472 | |
Af: | ||||||
Boekwaarde Model D: reserves en voorzieningen | 40.101 | 38.471 | 39.240 | 39.685 | 40.343 | |
Boekwaarde Model E: geldleningen | 47.086 | 42.774 | 38.962 | 37.775 | 34.842 | |
Totaal af: | 87.187 | 81.245 | 78.202 | 77.460 | 75.185 | |
Totaal financieringstekort | -496 | 4.673 | 6.601 | 6.293 | 7.287 | |
Rentelasten | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | |
Rente reserves | 0,00% | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Rente geldleningen | 938 | 862 | 799 | 814 | 775 | |
Rente financieringstekort (2% bij overschot) | 3,50% | -10 | 164 | 231 | 220 | 255 |
Totale rente | 928 | 1.026 | 1.030 | 1.034 | 1.030 | |
Berekening renteomslagpercentage | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | |
Boekwaarde Model C | 86.691 | 85.918 | 84.803 | 83.753 | 82.472 | |
Totale rente | 928 | 1.026 | 1.030 | 1.034 | 1.030 | |
Renteomslagpercentage | 1,07% | 1,19% | 1,21% | 1,23% | 1,25% |
De kasgeldlimiet kan als volgt worden berekend:
Toets kasgeldlimiet (x € 1.000) | 1e kwartaal | 2e kwartaal | 3e kwartaal | 4e kwartaal | |
---|---|---|---|---|---|
Toegestane kasgeldlimiet | |||||
- in percentage | 8,5 | 8,5 | 8,5 | 8,5 | |
- in bedrag | a | 1.900 | 1.900 | 1.900 | 1.900 |
Financieringstekort | b | 125 | 125 | 125 | 125 |
Verwachte onderuitputting | c | 725 | 725 | 725 | 725 |
Verwacht financieringsoverschot | d=c+b | 850 | 850 | 850 | 850 |
Ruimte (+) / Overschrijding (-) | e=a+d | 2.750 | 2.750 | 2.750 | 2.750 |
Toelichting
1. Om een grens te stellen aan kortlopende leningen is in de wet FIDO de kasgeldlimiet opgenomen. Dit is een belangrijk uitgangspunt om grote fluctuaties in de rentelasten van overheden te vermijden. De kasgeldlimiet is begrensd op 8,5% van de totale lasten. Voor 2024 betekent dit een kasgeldlimiet van afgerond € 7,6 miljoen. Dit is € 1,9 miljoen per kwartaal. Dit is de norm.
2. Voor 2024 is een financieringsoverschot geraamd van € 500.000, dit is € 125.000 per kwartaal.
3. Uit de praktijk blijkt dat het werkelijke financieringstekort vaak substantieel lager is dan het geprognosticeerde financieringstekort. Dit komt doordat investeringen vaak later plaatsvinden dan geraamd en hierdoor is ook de financieringsbehoefte lager. We monitoren in de praktijk deze situatie en het uitgangspunt daarbij is dat de kasgeldlimiet niet wordt overschreden.
4. Als gevolg van de verwachte onderuitputting wordt daarom voor 2024 een hoger financieringsoverschot verwacht. Uit de jaarrekening 2021 blijkt dat dit overschot € 3,4 miljoen bedraagt. We verwachten op basis van de huidige liquiditeit een netto vlottende vordering van € 850.000 per kwartaal.
5. Uit het overzicht blijkt de ruimte van € 2,750 miljoen per kwartaal. Dit bedrag wordt berekend door de norm (de toegestane kasgeldlimiet) te vergelijken met het verwachte financieringsoverschot. Vanwege het financieringsoverschot (in plaats van een financieringstekort) wordt het bedrag opgeteld (in plaats van afgetrokken) om de ruimte te bepalen.
6. In bovengenoemde tabellen zijn we uitgegaan van een op te nemen langlopende lening in het eerste kwartaal 2024 van € 25 miljoen om aan de wet FIDO te kunnen blijven voldoen. Hiervan is voor een bedrag van € 15 miljoen inmiddels een leningsovereenkomst met de BNG afgesloten.
Geconcludeerd kan worden uit bovenstaand overzicht dat we verwachten dat de kasgeldlimiet niet in 2024 wordt overschreden.
Het kredietrisico is minimaal; we wegen maatschappelijk effect en kredietwaardigheid af.
Door de gemeente zijn langlopende geldleningen verstrekt. Dit zijn leningen die zijn verstrekt met het oog op volkshuisvesting, duurzaamheid, klimaat en het toekomstbestendig maken van woningen. De gelden zijn in beheer gestort bij de stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVN). Daarnaast zijn er geldleningen verstrekt aan ambtenaren, op basis van vastgestelde arbeidsvoorwaarden. Het risico dat de gemeente loopt bij de uitstaande geldleningen, kan als minimaal worden beschouwd.
De gemeente is zeer terughoudend in het verstrekken van deze kredieten. Onze steekwoorden bij het verstrekken van een krediet zijn:
- In principe niet;
- Maatschappelijk belang;
- Onderzoek kredietwaardigheid;
- Zekerheden en garanties;
- > 50.000 Þ raad;
- Geen speculatie.
Het liquiditeitsrisico is minimaal door een financiële planning en de kredietfaciliteiten bij de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG).
Kosten en baten worden zo goed mogelijk op elkaar afgestemd zodat we altijd aan onze betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Als we teveel geld in onze portemonnee hebben kunnen we geld onderbrengen bij het Rijk (schatkistbankieren). Dit is wettelijk verplicht. Bij een tekort aan middelen kunnen we kortlopende leningen afsluiten.
De oninbare vorderingen dekken we af met een voorziening. De gemeente heeft vorderingen op diverse personen, bedrijven en instellingen. Er is sprake van een adequaat invorderingsproces bij niet tijdige betalingen, van aanmaningen tot en met dwangbevelen. De niet tijdige betalingen worden eerst als dubieus aangemerkt. Indien dubieuze vorderingen oninbaar blijken te zijn worden deze vorderingen ten laste van een voorziening gebracht.